Archief | NIBE-SVV RSS feed for this section

Schade Zakelijk, Vermogen of Inkomen: Wie van de drie?

26 nov

De afgelopen Wft-PE-rondes waren vervelend, maar echt pijn deden ze niet. Met het doorbladeren van wat boekjes en online of klassikaal oefenen waren de ‘PE-pasjes’ redelijk eenvoudig in te studeren. Als je écht goed met je vak bezig was, nam je het kennisgerichte PE-circus niet serieus. Die tijd lijkt met de komst van PE-plus definitief voorbij.

 

Schade Zakelijk, Vermogen en Inkomen zijn specialistenvoer

Adviseurs met bijvoorbeeld Assurantiebemiddeling-A en -B (de grootste groep PE-Plus-examenkandidaten), die al jarenlang met losse handen door de PE-rondes fietsen, zakken nu voor het PE-plus-examen Vermogen (vooral degenen die op schadegebied actief zijn), het PE-plus-examen Schade zakelijk (en Particulier; vooral degenen die op levengebied actief zijn) en/of het PE-plus-examen Inkomen (de schade- en de levengroep). Hoewel ik geen voorstander ben van de huidige examens, vind ik dit geen slechte ontwikkeling. Ik vind een zakelijk schade-, vermogens- en inkomensadvies namelijk voer voor specialisten, niet voor generalisten.

beeld Wft-blog november 2014

Veel adviseurs hadden in 2008 al moeten besluiten om alleen door te gaan met hun kernactiviteiten. Maar als het je in de PE-rondes zo gemakkelijk wordt gemaakt, stel je zo’n beslissing steeds uit. Het ministerie van Financiën en de CDFD hadden bij de invoering van het nieuwe vakbekwaamheidsgebouw véél duidelijker moeten zijn. Ze hadden de verwachtingen veel beter kunnen managen. Nu is er paniek en crisismanagement.

 

Examenadvies

Als je onvoldoende meters hebt gemaakt op een aandachtsgebied, laat dit dan vallen en focus je op het gebied waar je echte ervaring en expertise liggen. Wil of moet je die beroepskwalificatie toch behouden? Vergeet dan even het PE-plus-examen. Volg in plaats daarvan de nieuwe Wft-opleiding en ga op voor het nieuwe initiële Wft-examen Schade zakelijk, Vermogen of Inkomen.

 

Volg je dit advies op, dan heb ik nog een handige tip: Doe meteen na je initiële Wft-examen het corresponderende PE-Plusexamen. Dus na Schade Zakelijk, Vermogen of Inkomen initieel, het PE-plus-examen Schade Zakelijk, Vermogen of Inkomen. Dan doe je namelijk heel efficiënt examen. Je moet dan wel vóór 1 januari 2014 de betreffende kwalificatie(s) hebben behaald of een gelijkstelling bezitten (Wft-Schade Particulier én Zakelijk, of Wft-Leven inclusief Beleggen én Wft-Basis; alles inclusief álle vereiste PE!).

 

Voordeel van deze examenaanpak is dat je bij PE-plus veel vragen krijgt over je zojuist afgelegde examen en relatief weinig vragen over Basis (en bij Zakelijk weinig vragen over Schade Particulier). Want de meeste PE-plus-vragen hebben betrekking op je topmodule en die ligt na je initiële Wft-examen nog vers in je geheugen. Je mag zelfs dezelfde vragen als in het initiële Wft-examen verwachten. Alle vragen voor het initiële Wft-examen en de PE-plus-examen komen namelijk uit dezelfde database. Want ook CDFD en DUO doen aan efficiënt examen doen…

 

Dré van Melis

Opleidingsontwerper NIBE-SVV

foto Dré van Melis

100.000 Betaal- en spaaradviseurs!!!

6 nov

Straks zijn er 100.000 mensen in deze bedrijfstak opgeleid tot adviseur Betalen en Sparen. U ook. Ook al is dat niet uw bedoeling. Er geldt maar één uitzondering. Eén groep adviseurs wordt volgens de Wft niet verplicht opgeleid voor Betalen en Sparen. Dat is de groep die adviseert over Betalen en Sparen. Dat kan niet waar zijn, denkt u?  Toch is het zo.

Hé, denkt u nu misschien. Heb je het begin dit jaar ook niet over dit probleem gehad? Ja en nee. Wel een beetje, maar niet helemaal. Toen was het nog de bedoeling van de minister dat bijna iedereen het diploma Adviseur Betalen en Sparen moest behalen. Zowel Betaal- en Spaaradviseurs als andere adviseurs. Zoals Adviseurs Schadeverzekering, Adviseurs Inkomen, Adviseurs Pensioen en zelfs alle Gevolmachtigd Agenten. Omdat ik het onzin vind dat degenen die niet adviseren in Betalen en Sparen toch dat diploma moeten halen, heb ik u allemaal opgeroepen om te reageren op dat voorstel van de minister.

Ik weet niet of u dat gedaan hebt. Als dat zo is, dan heeft de minister u verkeerd begrepen. Hij heeft alleen de naam van het diploma (terug)veranderd in Basismodule. Om met Shakespeare te spreken: ‘what’s in a name?’ Maar de inhoud van het diploma heeft hij niet veranderd. Alle exameneisen (eindtermen) over Betalen en Sparen zijn gewoon gebleven.

Tegelijkertijd heeft de minister besloten art. 41 van de Vrijstellingsregeling Wft toch maar niet te wijzigen. Dat was hij wel van plan. Volgens dat artikel gelden voor medewerkers Betalen en Sparen in het geheel geen vakbekwaamheidseisen. Niet alleen geen diplomaeis, maar zelfs geen vakbekwaamheid volgens het bedrijfsvoeringsmodel. Nul, niets, niente.

Dat leidt tot de bizarre situatie dat alle adviseurs (en alle gevolmachtigd agenten) straks worden opgeleid om te kunnen adviseren in Betalen en Sparen, behalve degenen die het echt doen. Die hoeven helemaal niet te worden opgeleid. Ik heb nog gevraagd waarom. Het antwoord daarop is dat het helemaal niet zo gek is als iedereen in de financiële dienstverlening een beetje van alles weet. Nou ja, daar kun je nog verschillend over denken. Maar waarom de enige uitzondering op dat nobele streven dan moet gelden voor medewerkers op het gebied van Betalen en Sparen zelf, snap ik niet.

Helemaal verrassend is deze ontwikkeling overigens niet. Precies hetzelfde is voorafgaand aan de Wft gebeurd. Ook toen was een diploma Betalen en Sparen de bedoeling, is vervolgens de inhoud daarvan aan de Basismodule toegevoegd en vervolgens een vrijstelling bedacht voor medewerkers Betalen en Sparen.

Als het de minister ernst is met het willen beperken van de administratieve lasten voor financieel dienstverleners: stop met deze onzin. Haal alle vakspecifieke kennis uit de Basismodule en laat daar alleen in wat generiek is voor alle Wft-diploma’s. Ik vind het prima als een Pensioenadviseur ook kennis van Betalen en Sparen (of van Schadeverzekeringen) wil hebben. Maar duw het hem niet door de strot. Leren is het leukst als het mag.

Misschien moet u nog maar een briefje naar de minister schrijven, want voor Jeroen is het natuurlijk ook allemaal nieuw.

Pensioendiploma: wel of niet of wel of niet?

1 mei

Veel financieel dienstverleners moeten vóór 31 december 2013 hun diploma Wft-Pensioen hebben. Of toch niet? Ik vermoed van wel, maar de minister zaait verwarring met zijn nieuwe ontwerpbesluit Bgfo, dat op 1 januari 2013 in werking treedt. Daarin is de minister 2013 vergeten. Denk ik.

 

Geen overgangsregeling?

Wft-Pensioenverzekeringen is op 1 januari 2012 ingevoerd. In art. 171a Bgfo is geregeld dat voor bestaande financieel dienstverleners een uitstel geldt tot 1 januari 2014. Maar al een jaar eerder, op 1 januari 2013, verdwijnt art. 171a Bgfo. En daarmee is de minister 2013 kwijtgeraakt, want zijn nieuwe besluit treedt echt op 1 januari 2013 al in werking. En daardoor is de overgangsregeling ook op die datum weg.

 

Wat is daarvan het gevolg? In elk geval dat de uitstelperiode tot 1 januari 2014 niet meer geldt. Geen overgangsregeling betekent ook geen uitstel en dus moet iedereen die diplomaplichtig is voor Wft-Pensioenverzekeringen dat diploma dan al op 1 januari 2013 hebben. Eén vol jaar eerder dan waar iedereen nu rekening mee houdt.

 

Of 1,5 jaar langer de tijd?

Maar er is ook een lichtpuntje. Want wie is op 1 januari 2013 nog diplomaplichtig? Niet meer (zoals nu) de feitelijk leidinggevende. Die bepaling is dan net uit de wet gehaald. Vanaf 1 januari rust de diplomaplicht bij elke adviseur. Maar daarvoor geldt voor bestaande financieel dienstverleners volgens een nieuwe overgangsregeling weer een uitstelperiode tot 1 juli 2015. Dus misschien hebt u wel weer 1,5 jaar langer.

 

Maar misschien ook niet. Want diezelfde nieuwe overgangsregeling bij het Bgfo dat op 1 januari 2013 in werking treedt, zegt ook dat die uitstelperiode tot 1 juli 2015 alleen geldt voor diegenen die op 31 december 2013 vakbekwaam zijn volgens de dan geldende regeling. En dat ben je op dat moment alleen als je in het bezit bent van het Wft-diploma Pensioenadviseur. Dat diploma wordt op 1 januari 2013 nieuw ingevoerd en is iets anders dan het huidige diploma Wft-Pensioenverzekeringen. Omdat de eerste examens voor het nieuwe diploma Pensioenadviseur pas in 2014 zijn, kun je dat op 31 december 2013 nog helemaal niet hebben. En dus geldt de nieuwe overgangsregeling straks voor niemand. Denk ik. Tenzij die nog verandert…

 

Details

Snapt u het nog? Ik wel. Deze minister van Financiën heeft een buitengewoon knappe prestatie geleverd door in 48 uur te doen waar Rutte, Verhagen en Wilders c.s. niet toe in staat waren. Daardoor heeft hij vast wat minder aandacht gehad voor details in de uitwerking van het Besluit. Dat snap ik best. Dat komt vast wel goed.

 

En eigenlijk wil ik u vragen of u dat de komende tijd in de gaten houdt. Ik ben de komende periode even weg. Begin oktober of zo hoort u weer van mij. Ik wens u in de tussentijd veel vrede toe.

 

Dik van Velzen

Uw betaaladviseur!!!

23 apr

Is er behoefte aan een aparte adviseur Betalen en Sparen? En dan bedoel ik niet voor ingewikkelde bankspaarproducten voor de eigen woning of lijfrentesparen, maar voor gewone betaalrekeningen en spaarrekeningen? Het is te hopen van wel, want daar zijn er straks heel veel van. Misschien wel 100.000. Of meer. Voor u het weet bent u er zelf een. Ook als u dat helemaal niet wilt.

 

Dat komt omdat de minister van Financiën heeft besloten dat het een goede gedachte is om de Wft-Basismodule vanaf 1 januari 2013 op te waarderen tot een diploma ‘Adviseur Betalen en Sparen’. En omdat diezelfde Basismodule (en dus datzelfde diploma ‘Adviseur Betalen en Sparen’) een verplicht onderdeel vormt van alle andere Wft-diploma’s, moet u dat straks ook hebben. Tenminste: als u adviseur bent. Of als u adviestaken hebt, want dan bent u ook diplomaplichtig. Of ook als u bij een volmachtbedrijf werkt en daar verzekeringen sluit, want dan moet u een Wft-volmachtdiploma hebben. En dan maakt het niet uit of u alleen wilt adviseren in zakelijke schadeverzekeringen, in pensioenverzekeringen, in zorgverzekeringen, in inkomensverzekeringen of in hypothecair krediet. U moet ook vakbekwaam zijn als ‘Adviseur Betalen en Sparen’. En blijven, want de periodieke permanente educatieverplichtingen voor dat onderdeel krijgt u er automatisch bij. Iets er ‘automatisch’ bij krijgen is soms leuk, maar natuurlijk niet als het een verplichting is die tijd en geld kost.

 

U vindt dat overbodige ballast? Ja, ik ook. Maar het staat wel zo in het Ontwerpbesluit. En ik had er (samen met het bedrijf waar ik mag werken) juist zo hard voor gepleit dat een gemeenschappelijk Basismodule echt alleen zou gaan over onderwerpen die voor alle financieel adviseurs van belang zijn. Denk aan kennis over de financiële dienstverlening zelf, over het verschil tussen aanbieders en onafhankelijke adviseurs, over het maken van afspraken met klanten, over wat een overeenkomst is, over klachtenprocedures en ga zo maar door. Maar de Basismodule zou niet moeten gaan over specifieke financiële producten. Die specifieke productkennis en productcompetenties horen in de bovenliggende, aanvullende modules. Ik snap ook wel dat het niet erg is als een Adviseur Inkomen ook kennis heeft van betaalproducten. Het is niet erg als hij weet wat een E-card is en wanneer een klant daarbij rood mag staan of juist niet. Het is ook niet erg als hij weet wat een BIN-code is of wat SEPA voorstelt. Maar voor zijn vak is het wel onzin. Dus snap ik niet waarom een overheid een Adviseur Inkomen daartoe zou willen verplichten. Met als sanctie: zonder permanent actuele kennis over uw IBAN-codes voor het internationale betalingsverkeer mag u uw vak als Adviseur Inkomen niet meer uitoefenen. Ook al weet u daar wél alles van.

 

Valt daar nog wat aan te doen? Ja, maar dat moet u wel zelf doen. Als iedereen denkt dat een ander het doet, dan doet niemand het. Dus: vanavond nog reageren op de consultatienota van de minister op zijn Wijzigingsbesluit financiële markten 2013. Dat kunt u doen via bijgaande link: http://www.internetconsultatie.nl/wijzigingsbesluitfm2013/reageren. Dan komt u vanzelf terecht op de pagina waar u uw reactie kwijt kunt. U kunt denken aan een tekst als: ‘Prachtig dat u een Diploma Adviseur Betalen en Sparen overweegt, maar wilt u dat dan niet verplichten aan elke adviseur? Laat de Basismodule een Basismodule en doe er dan een apart blokje Betalen en Sparen bovenop’.

 

Met 100.000 reacties kunnen we de minister vast overtuigen.

 

Dik van Velzen

Bemiddelen vereist geen vakkennis

10 apr

Er komt een diplomaplicht voor adviseurs. Terecht natuurlijk. Maar hoe zit het met bemiddelaars? Over welke vakkennis moeten zij beschikken? Naar mijn idee geen. Althans niet als zij uitsluitend bemiddelaar zijn. Mocht de minister daar anders over beslissen dan zouden dezelfde eisen ook voor verzekeraars en banken moeten gelden. Gelijk speelveld, toch?

 

Adviseren niet verplicht

In de Wft is ‘adviseren’ niet verplicht. Nagenoeg alle direct writers en ook een aantal andere financieel dienstverleners wil die adviesrol ook niet. In elk geval niet voor de meeste producten die zij voeren. Deze partijen bieden de klant informatie over hun producten via een callcenter, internet, e-mail of post. En vervolgens moet de klant het zelf maar uitzoeken.

 

Bemiddelen in de meest kale vorm

Dergelijke elementaire dienstverlening kan een bemiddelaar ook verlenen. Simpel gezegd: dozen schuiven. Desgewenst van verschillende merken. Een bemiddelaar kan tegen zijn klanten zeggen: “Ik adviseer niet, ik bemiddel alleen. Ik heb allerlei financiële producten op de plank liggen met bijbehorende informatiefolders en een stapel aanvraagformulieren. Als u een product wilt, dan zegt u dat en dan vullen wij samen het aanvraagformulier in. Ik regel dan de rest”. Kortom: bemiddelen in de meest kale vorm, zoals een direct writer dat ook kan doen. De toegevoegde waarde van die bemiddelaar is beperkt tot datgene dat veel klanten missen bij de grote financieel dienstverleners: het persoonlijke contact, de aanwezigheid, de bereikbaarheid. Als de klant verdere informatie wil, dan geeft de bemiddelaar de vragen van de klant door aan de aanbieder (bank of verzekeraar). En als deze geantwoord heeft, geeft hij die antwoorden weer door aan de klant.

 

Anonieme dienstverlening 

Zitten klanten daarop te wachten? Nee, niet alle klanten. Klanten die echt een fatsoenlijk financieel advies willen, moeten niet bij zo’n bemiddelaar zijn. Net zo min als bij een direct writer. Maar er zijn ook klanten die een dergelijk aanbod wel aanspreekt. Klanten die misschien wel op internet terecht zouden kunnen, maar die (net als ikzelf overigens) een bloedhekel hebben aan de volslagen anonimiteit van de dienstverlening waar je dan in terecht komt. Met betaalde informatienummers, waarbij je om-u-beter-van-dienst-te-zijn in een keuzemenu terecht komt, waar je na lang wachten met foute muziekjes elke keer een andere anonieme medewerker aan de lijn krijgt, die het antwoord ook niet weet en die ook niet terugbelt. En je vraag per e-mail stellen helpt ook niet, want die vragen worden niet beantwoord. (Nee: u hoort mij niet zeggen dat alle internetaanbieders dat zo doen; u hoort mij wel zeggen dat veel klanten die perceptie hebben en zoals met veel vooroordelen: die zijn wel ergens op gebaseerd.)

 

Bemiddelaars hoeven geen vakkennis te hebben

Kortom: bemiddelaars die alleen bemiddelen, hoeven geen vakkennis te hebben. En bemiddelaars die daar een beetje informatie aan toevoegen, moeten een beetje vakkennis hebben. Daar past geen ‘adviesdiplomaplicht’ bij. De minister van Financiën kan niet met een uitgestreken gezicht praten over een gelijk speelveld als medewerkers van niet-adviserende verzekeraars niet aan een diplomaplicht zijn gebonden en medewerkers van niet-adviserende bemiddelaars wel.

 

Dik van Velzen

Een vakbekwaam advies van de pensioenfondsen … of toch niet?

27 mrt

De AFM vindt het jammer dat pensioenfondsen terughoudend zijn in het ondersteunen van de deelnemer bij het maken van keuzes over zijn pensioen. En dus heeft de AFM haar Leidraad Communicatie voor Pensioenuitvoerders uitgebreid. Maar of dat nu zo’n goed idee is, weet ik eigenlijk niet.

 

Pensioenfondsen onvoldoende bekend met de termen adviseren en bemiddelen

De AFM denkt dat de terughoudendheid van de pensioenfondsen veroorzaakt wordt doordat zij niet precies weten wat de termen ‘adviseren’ en ‘bemiddelen’ in de Wft precies betekenen. Zij verkeren in de veronderstelling dat de pensioenfondsen hun klanten hierdoor te weinig informeren over aanvullende mogelijkheden. Want, denkt de AFM, pensioenfondsen willen niet het risico lopen om per ongeluk te adviseren of te bemiddelen zonder vergunning. Dat zou namelijk kunnen leiden tot een forse boete van de AFM. Daarom legt de AFM in de Leidraad nog eens uit wat ‘adviseren’ en ‘bemiddelen’ volgens de Wft inhouden. Zodat, ik citeer de AFM, “de pensioensector weet in hoeverre hij de deelnemer verder mag en kan helpen zonder een vergunning nodig te hebben.”

 

Onderscheid tussen advies binnen en buiten de Wft

Ik weet niet of dit nu wel zo’n verstandig ‘advies’ van de AFM is. Volgens mij vergeet de AFM dat het begrip ‘advies’ ook nog betekenis heeft buiten de Wft om. Die andere uitleg is voor de AFM misschien niet van belang, maar voor financieel dienstverleners wel en ook voor pensioenfondsen.

 

De Wft is een publiekrechtelijke wet, met publiekrechtelijke definities. Elke financieel dienstverlener weet (of hoort te weten) dat het ‘helpen’ van klanten ook een privaatrechtelijke dimensie heeft. Die ongeveer de betekenis heeft dat elke professionele dienstverlener (en dat is een pensioenfonds ook!) redelijk heeft te handelen en redelijk bekwaam moet handelen. Doet hij dat niet, dan is hij aansprakelijk voor de gevolgen. Het pensioenfonds dat zijn klanten helpt zonder te ‘adviseren’ in de betekenis van de Wft, adviseert waarschijnlijk wel volgens de definities van het privaatrecht. Dat betekent dat zo’n pensioenfonds weliswaar geen boete krijgt van de AFM, maar toch onverkort aansprakelijk is voor eventueel verkeerd gegeven adviezen bij het ‘ondersteunen van de deelnemer bij het maken van keuzes over zijn pensioen’. En omdat medewerkers van pensioenfondsen ook niet aan de Wft-vakbekwaamheidseisen hoeven te voldoen, is de kans dat zij verkeerde informatie geven waarschijnlijk niet gering. Klanten goedwillend de put in helpen, lijkt mij geen verbetering van het systeem.

 

Pensioenfondsen stempelen al genoeg af

Het lijkt mij trouwens ook niet handig voor de pensioenfondsen. Die moeten al genoeg afstempelen zonder de aansprakelijkheidsclaims als gevolg van verkeerde adviezen die volgens de AFM geen adviezen zijn, maar volgens de gewone rechter wel. En bovendien is het niet prettig voor de deelnemers in zo’n pensioenfonds, want uiteindelijk betalen die de rekening van al die adviezen. Of dacht u dat pensioenfondsen gratis advies kunnen geven? Dat hun personeelsleden allerlei taken extra kunnen doen zonder dat extra uren en opleiding nodig zijn? Wat dat betreft kan je je pensioen beter bij een verzekeraar onderbrengen. Die moet al vakbekwaam zijn en die stempelt niet af.

 

Dik van Velzen

Doorlopende adviesplicht en het portefeuillerecht

19 mrt

De AFM pleit steeds vaker voor een doorlopende adviesplicht. Die dan natuurlijk ook in de Wft geregeld moet worden, want anders mag de AFM daar geen toezicht op houden. Ik plaats daar graag wat kanttekeningen bij. Daarbij wil ik voorop stellen dat ik natuurlijk geen enkel bezwaar heb tegen een doorlopende adviesafspraak.

 

Is er een basis voor adviesplicht?

De eerste en belangrijkste kanttekening: Is er wel een basis voor een publiekrechtelijke doorlopende adviesplicht? Ook privaatrechtelijk bestaat die plicht niet. (Je kunt een doorlopende adviesplicht wel afspreken, maar dat is iets anders. De plicht bestaat niet van rechtswege).

 

Opgedrongen adviesrecht voor de consument

Een tweede kanttekening is dat ik bezwaar heb tegen een opgedrongen adviesrecht voor de consument. Want dat is natuurlijk de keerzijde van een adviesplicht tijdens de looptijd. Als de adviseur dat advies móet geven, dan krijgt de klant dat ook als hij er geen behoefte aan heeft. En hij moet er nog voor betalen ook. Dat gaat mij te ver. Niet alleen omdat de klant ook nog een eigen verantwoordelijkheid heeft. Voor veel klanten zal gelden: ‘Zolang mijn persoonlijke situatie niet wijzigt, hoeft bijvoorbeeld mijn hypotheek ook niet te wijzigen’. En als de situatie wel wijzigt (vaak gebeurt dat plotseling) dan weet de klant dat eerder dan zijn financieel adviseur. De klant kan dan zelf het initiatief nemen. Dan moet hij ook betalen voor een nieuw advies, maar dan heeft hij daar zelf behoefte aan.

 

Opgedrongen bedrijfsmodel aan financieel dienstverleners

De derde kanttekening is dat ik bezwaar heb tegen het opdringen van een bedrijfsmodel aan financieel dienstverleners. Er zijn nu al financieel dienstverleners (vaak FFP’ers of MFP’ers) die de klant adviseren over zijn financiële situatie en toekomstwensen. Vaak zonder tegelijk ook te bemiddelen: de klant krijgt onafhankelijk advies en betaalt daarvoor. Wat de klant met dat advies doet: daar bemoeit de adviseur zich niet mee. Advies in de pure vorm. Heel transparant, ook voor de klant. Dat zou dan niet meer mogen? Ook niet als klant en financieel dienstverlener daar zelf voor kiezen?

 

Alternatief: afspraken over zorgplicht

In plaats van een gedwongen doorlopende adviesplicht lijkt het mij veel beter als de financieel dienstverlener met de klant afspraken maakt over de zorgplicht tijdens de looptijd. Dan kan de financieel dienstverlener een aanbod doen dat bij hem past en de klant kan besluiten dat wel of niet te doen (en eventueel ergens anders te gaan winkelen). Daar kan dan ook een bijpassend tarief bij worden afgesproken. Een tarief dat recht doet aan de inspanningen van de financieel dienstverlener en dat ook recht doet aan de eigen verantwoordelijkheid van de (goed geïnformeerde) klant. Wilt u doorlopend advies? Prima, maar dat is duurder dan éénmalig advies. En hoe vaak wilt u advies? Elk jaar een persoonlijk bezoek is duurder dan één keer per drie jaar een statusoverzicht met het verzoek zelf aan te geven wat anders is. Of wilt u dat ik alleen bemiddel? Dat mag ook, maar realiseer u de consequenties van die keuze. Waarbij partijen samen kunnen afspreken of dat dan tegen uurtarief gaat, abonnementstarief, éénmalige afkoopsom (niet mijn voorkeur) of wat dan ook. Heel transparant: dit kunt u kopen en dit kost het.

 

Eén regeling voor het portefeuillerecht

Daarmee kan dan tegelijk het probleem van het portefeuillerecht worden opgelost. De klant die met een bemiddelaar een doorlopende beheer-, bemiddel- of adviesafspraak heeft, wil dat portefeuillerecht kennelijk aan die intermediair gunnen. Ontbreekt een dergelijke afspraak, dan is er ook geen portefeuillerecht nodig. Eén regeling voor het portefeuillerecht, die dan tegelijk kan gelden voor alle financiële producten. Is dat rare (historisch wel begrijpelijke) verschijnsel dat het portefeuillerecht voor verzekeringen geldt, maar niet voor andere financiële producten meteen opgelost.

 

Dik van Velzen

 

Het ontbrekende Wft-Volmacht Pensioenen?

8 mrt

Vanaf 1 januari 2012 moet een financieel dienstverlener het diploma Wft-Pensioenverzekeringen hebben om in tweedepijlerpensioen te mogen doen. Nou ja: als je van de overgangsregeling gebruikt maakt, geldt die diplomaplicht pas per 1 januari 2014. Maar het systeem is lek. Want pensioenverzekeringen zijn ook levensverzekeringen. Dus mag je ook in pensioen doen met een diploma Wft-Volmacht Leven. Dan heb je geen apart diploma Wft-Pensioenverzekeringen nodig. Daar was de wetgever vooraf duidelijk op gewezen, maar de wetgever vond het vermoedelijk teveel werk om dat gat te dichten. Wetgevers houden er ook niet van om op slordige wetgeving te worden gewezen.

 

Straks wordt het gat nog veel groter. Het nieuwe diplomastelsel dat de minister op 1 januari 2013 wil laten ingaan, telt maar liefst 4 volmachtdiploma’s, maar – opvallend – weer géén diploma Volmacht Pensioen. Tegelijk valt in dat nieuwe diplomastelsel Pensioenverzekering ook niet meer onder het diploma Volmacht Vermogen (de nieuwe naam voor wat nu nog Volmacht Leven heet). Dat betekent dat voor een pensioenvolmacht straks in het geheel geen Wft-diploma meer nodig is.

 

Kortom: hebt u er altijd van gedroomd om iets met pensioenverzekeringen te gaan doen, dan hebt u na 1 januari 2013 de kans. U kunt zonder welk diploma dan ook een vergunning gaan aanvragen voor een pensioenvolmacht. Let wel: u mag niet ‘adviseren’ in de zin van de Wft, want daarvoor geldt wel een diploma-eis. Maar u mag wel pensioenverzekeringen aanbieden, klanten daarover informeren, mutaties behandelen en ga zo maar door. U moet natuurlijk wel vakbekwaam zijn, maar dan volgens de open norm van het bedrijfsvoeringmodel. En u moet een pensioenverzekeraar vinden die bereid is u een pensioenvolmacht te geven, maar als u voldoende omzet kunt voorspiegelen, komt dat vast wel goed. Ik denk trouwens dat veel verzekeraars straks ook graag het beheer willen overdragen van pensioenportefeuilles die zij tegen hun zin hebben teruggekregen.

 

Ongewenst? Ach, daar kun je van mening over verschillen. Wat mij betreft mogen alle volmachtdiploma’s worden afgeschaft. Maar consequent is het niet. Als je al volmachtdiploma’s wilt hebben, dan misschien toch wel als eerste op díe gebieden waar het volmachtsysteem kan worden gebruikt om provisiebepalingen te omzeilen.

 

Of zou de minister dat diploma Volmacht Pensioenen, dat hij vorig jaar nog teveel werk vond, dit keer simpelweg zijn vergeten? Ook dat zou niet de eerste keer zijn. Dan duikt dat diploma straks gewoon op als de minister volgende maand met het definitieve consultatievoorstel komt. En waarschijnlijk hoor je hem er dan met geen woord over, waarom dat diploma niet in zijn brief van 31 januari aan de Tweede Kamer staat.

 

Dik van Velzen

Zorgplicht: de omstandigheden van het geval

5 mrt

Een financieel dienstverlener die nauwgezet de regeltjes van de Wft volgt, heeft de klant niet zo centraal staan. Want elke klant is anders. Klanten laten zich niet vangen in algemeen bedoelde publiekrechtelijke regels. Een klant moet je behandelen, zoals die unieke klant nodig heeft. Als je alleen aan de regels van de Wft probeert te voldoen, dan probeer je een boete te voorkomen. Dat is iets anders dan de klant op je netvlies hebben. Gelukkig zijn er verstandige rechters, die begrijpen waar zorgplicht echt om draait.

Een meisje van 18 had een relatie gekregen met een man van 35. Samen sloten zij een consumptief krediet van ongeveer 70.000 euro. Daarvan was een kleine 50.000 euro bedoeld om oude privéschulden van de man af te lossen. Van de rest werd een auto gekocht. Wat later was de relatie verbroken en de man, samen met de auto, uit beeld. Nog even later ging de man failliet. De financieringsonderneming sprak het meisje aan voor de schuld, de niet betaalde rente en de inmiddels gemaakte incassokosten: bijna 85.000 euro. Samen getekend is immers hoofdelijk aansprakelijk. En dus mag het meisje voor de volledige schuld worden aangesproken. Bij een eenvoudig en begrijpelijk product als een consumptief krediet is een expliciete waarschuwing aan één van de contractanten niet nodig, vond de financier. Dat vond de rechtbank ook; die wees de vordering van de financier volledig toe. Maar het gerechtshof begreep beter dat zorgplicht iets anders is dan regeltjes volgen. Die zag een weliswaar meerderjarig en juridisch handelingsbekwaam meisje, maar tegelijk een jonge, onervaren en beïnvloedbare consument.

De zorgplicht van een financieel dienstverlener, zo legt het gerechtshof fijntjes uit, is er om particulieren te beschermen tegen eigen lichtvaardigheid en gebrek aan inzicht. Daarom ook is die zorgplicht afhankelijk van ‘de omstandigheden van het geval’. Die omstandigheden van het geval hielden hier in dat het ging om een krediet waarvan verreweg het grootste deel bestemd was om privéschulden van de man af te lossen. Dat wist de financier. Die financier wist ook dat met de nieuwe lening het meisje, het gerechtshof noemt haar keurig ‘de jongmeerderjarige’, alsnog aansprakelijk werd voor deze oude schulden van de man. Daarmee was dit krediet voor het meisje bijzonder onvoordelig. Op geen enkel moment tijdens het gesprek had de financier het meisje daar uitdrukkelijk op gewezen. Dat gesprek werd trouwens vooral door de ex-partner en de financier gevoerd.  Ook het inkomen van het meisje (een jaarcontract met een maandsalaris van zo’n 1.200 euro) had aanleiding voor een waarschuwing moeten zijn, vond de rechter. De financier had moeten vragen of het meisje zich realiseerde wat de overeenkomst voor haar betekende. Of zij begreep dat zij aansprakelijk werd voor haar partners oude privéschulden en dat zij van deze lening alleen al de rente niet of nauwelijks zelf zou kunnen betalen. Subtiel voegt het gerechtshof daaraan toe dat de financier die waarschuwende vraag ook had kunnen stellen vanuit zijn eigen belang om overkreditering tegen te gaan.

Na aflossing van de oude schulden van de man resteerde 18.000 euro. Daarvan was een auto gekocht. Van die auto had het meisje ook plezier gehad, vond het gerechtshof. Daarom moest het meisje de helft van 18.000, dus 9.000 euro, aan de financier betalen. De rest van de vordering van de financier werd afgewezen. Dat lijkt mij een passende consequentie voor het niet vervullen van de zorgplicht. En wat een briljante uitspraak van een rechter die begrijpt dat rechtspraak bedoeld is om tot rechtvaardige uitspraken te komen.

Dik van Velzen

Diplomavrijstellingen

27 feb

Kortgeleden is de 17e lijst gelijkstellingen in de Staatscourant gepubliceerd. Ruim 6 jaar na invoering van het huidige Wft-diplomastelsel is opnieuw een groep ‘oude’ diploma’s gelijkgesteld. Op de nieuwe lijst staan zo’n 25 verschillende opleidingen die voor een of meer Wft-diploma’s kwalificeren.

 

Het is fijn als u zo’n vrijstelling (de wetgever noemt het ‘gelijkstelling’) hebt. Maar deze Wft-roosjes hebben doornen. Eén van die doornen is dat het inmiddels wel heel lastig is om te kijken of u zo’n gelijkstelling hebt. Om dat zeker te weten moet u de naam van uw oude diploma’s en de afgevende instantie eerst vergelijken met de oorspronkelijke transponeringstabel. Die vindt u als bijlage F van het Bgfo (Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen). Staat uw diploma daar niet op, dan kunt u verder zoeken in één van de aanvullende lijsten.

 

Daar stuit u op het eerste probleem. Want hoeveel aanvullende lijsten zijn er? De hiervoor genoemde 17e lijst suggereert dat er 16 eerdere lijsten zijn. Maar volgens mij zijn die er niet. Er zijn er ‘maar’ 11 of – als u de oorspronkelijke transponeringstabel meetelt – 12. Meer staan er ook niet op de website van het CDFD, waar u al die dingen moet kunnen vinden. Misschien is de minister de tel een beetje kwijt geraakt. Voor een minister van Financiën lijkt mij dat geen aanbeveling, maar na al dat overleg met creatief rekenende Grieken wel weer begrijpelijk.

 

Is er dan geen totaallijst met gelijkstellingen? Nee, die is er niet. Althans geen betrouwbare. De totaallijst van het CDFD is niet betrouwbaar: het is geen toeval dat die lijst uitdrukkelijk vermeldt dat er geen rechten aan kunnen worden ontleend. De lijst is alleen bedoeld om het zoeken te ‘vergemakkelijken’. Dat vergemakkelijken zou dan beter lukken als er op zou staan op welke van de 12 echte lijsten je moet kijken.

 

Als je zeker weet dat je diploma op één van de 12 lijsten staat, dan ben je nog niet zeker van een vrijstelling. Om te beginnen moet je weten dat een vrijstelling voor Levensverzekeringen of Hypothecair krediet per definitie betekent dat die vrijstelling niet voor het onderdeel Beleggen van die diploma’s geldt. Vervolgens moet je nagaan of je ook aan de voorwaarden van de 6-6-3 regeling voldoet: u moet het diploma dat recht geeft op de vrijstelling na 1-1-2000 hebben behaald en als u het eerder hebt behaald geldt de vrijstelling alleen in combinatie met ten minste 3 jaar relevante werkervaring tussen 1-1-2000 en 31-12-2005. Bent u daar nog? En natuurlijk moet u ook de certificaten van alle tussenliggende Wft-PE-rondes hebben. Anders zijn al die vrijstellingen al niet meer geldig. Tot u alsnog die PE-rondes hebt ingehaald.

 

Prettige bijkomstigheid: u kunt op deze manier nog steeds aan vrijstellingen komen. U kunt de minister nog steeds vragen of hij nieuwe ‘gelijkstellende diploma’s’ aan de lijst toevoegt. De kans dat hij dat doet, is nu zelfs groter dan voorheen. De 17e lijst goed bekijkend lijkt de minister aanmerkelijk milder met zijn vrijstellingen dan vroeger. Omdat gelijkstellingen voor Wft-diploma’s straks volwaardig meedraaien in het overgangsregime voor het nieuwe diplomastelsel biedt dat een aanvullend roosje in de knop.

 

Dik van Velzen